Ga naar homepage Koninklijk NVVH-Vrouwennetwerk
  • AFDELING BREDA
Breda
Verslagen
VERSLAG VAN DE PRESENTATIE VAN 8 JANUARI 2025 DOOR KLAAS BAKKER 
 
Klaas verraste ons weer met een mooie presentatie met deze keer als thema: PARIJS 1900.
Daarbij liet hij (meest zelf geschoten) beelden zien uit het Parijs van nu en toen.
En dat alles gelardeerd met muziek van ERIK SATIE (1866-1925, Honfleur) die hij er live bij speelde op zijn keyboard. 
De naam Parijs stamt af van Parisii (Gallië) een Keltisch volk dat rond de Seine woonde. Met Saties Gymnopédies illustreerde Klaas de hoge waterstanden waar Parijs ook vandaag de dag nog mee te maken heeft. We zagen beelden van zeer hoge waterstanden en een rondvaart over de Seine, ooit (en nog steeds) de levensader van Parijs.
 
Daarna door naar het amfitheater, ooit gebouwd door de Romeinen, afgebrokkeld en onder de oppervlakte verdwenen. In 1867 vond men er stenen van terug toen men met de aanleg van de Rue Monge bezig was en op de plaats een tramremise wilde gaan bouwen. Onder andere Viktor Hugo vond dat de arena herbouwd moest worden. Dat is ook gedeeltelijk gebeurd. 
 
Door naar de Nôtre Dame. De beelden waren van vóór de grote brand uit 2019. Satie componeerde ‘Gotische dansen’, waarschijnlijk geïnspireerd op de gotische ramen van de kerk, maar ze zijn erg langzaam. Rondom de Nôtre Dame staan nu geen kleine huisjes meer maar grote kantoorgebouwen, er is geen markt meer voor de deur maar er is nog wel een bloemenmarkt. Dat resulteerde in een muziekstuk met beelden van diverse bloemenkramen. 
 
We zagen beelden van de Eiffeltoren, indertijd gebouwd in het kader van de Wereldtentoonstelling van 1889. Met een totale hoogte van 330 meter wordt de Eiffeltoren gezien als hèt symbool van Parijs. Jaarlijks bezoeken meer dan 6 miljoen bezoekers de Eiffeltoren en is daarmee het meest bezochte monument van de hele wereld. We zien er een filmpje van. Wie last heeft van hoogtevrees zal het met een schuin oog hebben gezien.
 
Parijs is gebouwd temidden van diverse heuvels rondom de Seine. 
Mont Martre is één van die heuvels en trok en trekt nog steeds kunstenaars aan. Zo ook Erik Satie. Hoog wonen was goedkoper. Le Chat Noir (de zwarte kat) was populair onder kunstenaars. Daar ontmoette Satie op een gegeven moment Alphonse Allais, een schrijver en humorist. Het klikte tussen die twee omdat ze uit dezelfde streek kwamen (Honfleur) en dezelfde humor hadden.
Er volgt een ‘koud stuk’ (Pieces Froides), want volgens Satie kon een muziekstuk koud zijn. 
In 1839 werd de fotografie uitgevonden. Schilders vonden dat aanvankelijk niet leuk, maar het bracht ook weer nieuwe inzichten om iets vast te leggen. 
Claude Monet bracht dat impressionistisch. Het fauvisme en kubisme deden hun intrede (G. Brac en Picasso). 
Iedere dag was er kermis op Mont Martre. Maar in de stad werden films vertoond van bijv. Charly Chaplin en het circus Fratenelli, waar componist Darius Milhaud een tango voor geschreven heeft. Parijs trok naast Franse ook Nederlandse kunstenaars aan, zoals bijvoorbeeld de Hollander Jongkind.
 
Parijs raakte verpauperd en er werd besloten tot radicale vernieuwing.
In 1860/70 voltrok zich de stadsvernieuwing, geleid door Baron Hausmann.
We zien een filmpje van de Arc de Triompfe met al z’n drukte. Met muziek van Francis Poulenc zien we verwoede pogingen van een fietser die zich tussen de vele, vele auto’s begeeft en probeert er heelhuids weg te komen.
Op Mont Martre zie je kinderen die de 1e Wereldoorlog naspelen. Alleen moeders en kinderen zijn te zien, de vaders waren immers aan het front.
Satie voelde zich aangetrokken tot het Dadaïsme. Absurdisten zoals Maurice Duchamp. Jardin des Plants waar apen in een mooi verblijf zaten inspireerde hem tot het componeren van ‘apenmuziek’. 
In 1921 ontmoet Satie de Amerikaan Man Ray, een dadaïstisch en surrealistische fotograaf. Het klikte tussen die twee omdat ze beiden afweken van de gebaande paden. Samen maakten ze CADEAU (GIFT), een gewoon strijkijzer met een rij punaises aan de onderkant gelijmd.
 
Omdat Parijs te duur wordt voor Satie verhuist hij naar een voorstadje van Parijs: Arcueil.
Maar iedere werkdag gaat hij te voet naar zijn studio in het centrum van Parijs, een afstand van zo’n 10 kilometer. Dan brengt hij daar de dag componerend door. Hij loopt dus elke dag 10 km naar Parijs en komt ook langs de rivier de Bièvre.
De Bièvre is nu overkluisd en verdwenen onder de periferie van Parijs.
Ter illustratie speelt Klaas ‘Idylle’.
 
Satie kon veel drinken, maar kreeg er last van. Hij kon niet meer lang lopen. Zijn vrienden regelden een hotel voor hem, genaamd Istria. Maar op een dag moest hij naar het ziekenhuis. Dat werd geïllustreerd met een blues van Maxim Jacob. Hoewel optimistisch overlijdt Satie op 59-jarige leeftijd.
Beelden van het kerkhof waarop Satie begraven ligt (niet op Père Lachaise, maar op de cimetière Arcueil) worden getoond.
 
Met muziek van Claude Debussy beëindigde Klaas deze middag terwijl we nog keken naar beelden van Palais du Luxembourg, aanvankelijk in de regen, maar later kwam de zon er toch nog bij.
 
Klaas heeft ook van dit onderwerp een mooie en originele presentatie gemaakt!
 
Ineke Badura
 
 
 
VERSLAG VAN DE FEESTELIJKE KERSTVIERING  DD. 11-12-2024 IN HET VAN DER VALK HOTEL PRINCEVILLE
 
Vanaf 13 uur was iedereen welkom, Beneden in de hal werden de gasten verwelkomd door Netty en Marianne.
Boven bij de garderobe stonden Helma en Wilma om de jassen aan te nemen en in de zaal zaten Dolly en Ineke om iedereen in te schrijven.
Al snel had iedereen een plaatsje gevonden aan een gezellige tafel in de mooi ingerichte zaal met feestelijk gedekte tafels waar voor iedereen een kerstbal lag met een kerstgroet van de gastvrouwen en het bestuur.
Op de tafels stonden koffie en theekannen al klaar en door het personeel kregen we een heerlijk stuk kerstkrans uitgeserveerd.
 
Om 14 uur werden we nogmaals door Netty hartelijk welkom geheten en in het bijzonder Robert Verhoeven -de troubadour die onze kerstviering zou gaan opluisteren met zijn liedjes.
 
Robert is geboren in 1969 in Drunen, heeft de PABO doorlopen en werd leraar maatschappijleer en omgangsvormen aan een MBO school.
Hij had en heeft als grote hobby muziek maken, spelen en zingen.
Na een jaar voor de klas te hebben gestaan heeft hij van deze hobby zijn werk gemaakt en dit doet hij inmiddels al weer 30 jaar met veel plezier.
Hij heeft een uitgebreid repertoire met zowel Nederlandse als buitenlandse liedjes. Van ballades, chansons, middeleeuwse liederen tot meezingers en hij begeleidt zichzelf op gitaar of met een accordeon.
 
Robert vertelde dat hij het liefste liedjes zingt die er altijd al waren, er altijd zullen zijn, vaak een verhaal bevatten en ook zingt hij graag echte luisterliedjes. Vaak gaf hij ook uitleg over een bepaald liedje en over de artiesten die ze zingen of zongen.
De gasten werden uitgenodigd om vooral mee te zingen bij de liedjes als ze bekend voorkwamen en er werd uitbundig meegezongen en geklapt.
 
Voor de pauze bezong hij meest luisterliedjes van bv Gerard van Maasakkers, Leny Kuhr, André van Duin en Doris Day. Maar ook zong hij enkele kerstliederen zoals ‘Midden in de winternacht’, ‘Jingle Bells’ en ‘God rest ye merry gentleman’.
 
Om 14.45 uur was er een korte pauze en waarin het personeel de drankjes kwam opvragen en uitserveren en daarna hervatte Robert zijn programma.
 
Dit 2e gedeelte bestond uit een middeleeuws lied, ‘Brabant’ van Guus Meeuwis, ‘Wild Rover’ van The Dubliners en nog vele andere liederen.
Hij sloot zijn optreden met af met 
‘We ´ll meet again’ van Vera Lynn, met een dankwoord aan zijn belangstellende publiek en hij sprak de wens uit om ons nogmaals te zien en te komen optreden.
Gezien het feit dat hij een groot applaus kreeg mogen we wel concluderen dat het optreden van Robert goed in de smaak viel.
 
Na een pauze van ongeveer een uur waarin iedereen nogmaals een drankje kon bestellen werd er in de andere zaal een koud/warm buffet klaargezet.
Netty, Helma en Wilma gaven aan tafels het sein om per tafel naar het buffet te gaan en wel zodanig dat er geen opstoppingen ontstonden bij het buffet en dat liep gesmeerd.
Dat het een smakelijk en overvloedig buffet was bleek wel uit het feit dat sommige gasten 2x gebruik maakten van alle heerlijkheden.
Na het warm/koud buffet kwam er nog een dessertbuffet met ijs, vruchten, bavarois en slagroom, kortom wederom weer allemaal lekkernijen.
Tegen 19 uur keerden de gasten voldaan en heel tevreden huiswaarts met kerstbal + kerstgroet, vele dankwoorden werden gericht aan het bestuur voor een geslaagde dag. Voor iedereen een laatste wens voor mooie kerstdagen, een goed uiteinde en een tot ziens in het nieuwe jaar 2025.
Wilma
 
 
 
 
 
VERSLAG VAN DE LEZING OVER DE ILLUSTERE MEVROUW VAN GOGH DOOR DRS. HANNEKE VAN HEUSEN DD. 13 NOVEMBER 2024.
 
Wie was die illustere mevrouw Van Gogh waarover kunsthistoricus Hanneke van Heusen kwam praten? Die ‘illustere mevrouw’ betreft de schoonzus van de beroemde schilder Vincent van Gogh en echtgenote van zijn broer Theo : JO BONGER.
Al gauw werd ons duidelijk dat deze JO BONGER een heel belangrijke rol heeft gespeeld bij de nalatenschap van haar zwager Vincent. Je kunt gerust stellen, dat zonder haar tomeloze inzet voor het nagelaten werk van Vincent er nu niet zoveel van zijn werken bewaard zouden zijn gebleven, noch dat er nog zoveel werk van hem te zien zou zijn over de gehele wereld. Ook zou het Van Gogh-museum in Amsterdam er nooit gekomen zijn. 
 
Jo(Johanna) Bonger werd als 5e kind geboren in 1862 in Amsterdam en kwam uit een muzikaal, cultureel (literair) geïnteresseerd, maar niet enorm welgesteld gezin. Na haar werden nog 2 kinderen geboren.
Na de Franse school ging ze door naar de H.B.S. – op zich al bijzonder in die tijd en sowieso voor een meisje; daarna ging ze Engelse taal- en letterkunde studeren. Na haar studie gaat ze werken op een meisjesschool in Elburg.
In 1886/1887 wordt ze docent aan het Anne Vondelinstituut. Ze krijgt op een gegeven moment te maken met het opkomend socialisme, de vrouwenemancipatie begint zich te ontwikkelen en met haar groot rechtvaardigheidsgevoel sluit ze zich aan bij de vrouwenorganisatie. 
 
Ze krijgt verkering met ene Eduard Stumpff, een dokter in opleiding, maar het komt niet tot een huwelijk. 
Theo van Gogh, de 4 jaar jongere broer van Vincent, was bevriend met een broer van Jo, Andries Bonger, die net als Theo in Parijs woonde. Theo had er een kunsthandel en was erg begaan met het moeizame leven dat broer Vincent leidde. Hij zag wel de kwaliteiten van Vincent, kwaliteiten die niemand toen nog in hem zag en ondersteunde hem financieel.
Hij verkocht namelijk geen enkel werk en moest toch ergens van leven.
Het enige werk dat hij tijdens zijn leven verkocht was aan Anna Boch. Zij kocht in 1890 bij leven een werk van Vincent voor 400 francs.
In 1886 ging Vincent bij Theo wonen. Hoewel Vincent enorm productief was (in zijn leven maakte hij 1672 schilderijen en tekeningen) mocht er van de eigenaar niets van zijn werk in de kunsthandel van broer Theo verkocht worden. Het werd er wel opgeslagen. 
 
Door middel van briefwisseling met broer Andries leerde Jo de familie Van Gogh kennen en maakte ze ook kennis met Theo. Van Theo’s kant was het liefde op het eerste gezicht. Jo die wel begreep dat het met die Eduard niets zou worden, stemde in met zijn verzoek om naar Parijs te komen. Dat deed ze al 3 maanden na de kennismaking met Theo. Ze realiseert zich maar al te goed dat ze met Theo ook Vincent ‘erbij’ kreeg, maar dat neemt ze op de koop toe in de wetenschap dat die 2 onafscheidelijk zijn.
Tijdens de verloving tussen Theo en Jo voltrekt zich bij een hoogoplopende ruzie tussen Vincent en schilder Paul Gaugain een drama, waarbij Vincent zijn oor afsnijdt. Theo reist spoorslags af naar Frankrijk. 
 
 
Ook het huwelijk tussen Theo en Jo wordt voltrokken zonder Vincent, omdat hij op dat moment was opgenomen in een psychiatrische instelling in St. Remy. 
Na 10 weken huwelijk blijkt Jo zwanger te zijn en bevalt op 31-1-1890 van hun enig kind Vincent Willem. Van tevoren had Jo per brief toestemming aan Vincent gevraagd om hem te vernoemen. Vincent maakt als kraamgeschenk het schilderij met de amandelbloesem. 
 
Vincent sterft op dramatische wijze op 37-jarige leeftijd in 1890 in Auvers. Theo -hevig geschrokken van de hele misère; hij had nog 3 dagen aan het bed van Vincent gezeten-  organiseert in allerijl een expositie van de werken van zijn broer. Theo krijgt een inzinking waarvoor hij de hulp krijgt van de bekende psychiater Frederik van Eeden, maar hij is niet meer te genezen. Mede als gevolg van syfilis sterft Theo een half jaar na zijn broer in 1891. Jo staat er plots alleen voor en heeft ook de zorg voor de kleine Vincent Willem. 
 
Vriendin Anna Dirks uit Bussum adviseert haar om naar Nederland te komen en wel naar Bussum om daar een pension te beginnen zodat ze in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. In bezit van 200 schilderijen die op een tientje per stuk voor de verzekering werden geschat en met Theo’s kunstverzameling komt ze terug naar Nederland. 
De familie Van Gogh nam bij akte afstand van de erfenis. De helft was voor Vincent Willem, de helft voor haar.
Ze behield wel een goede relatie met de familie Van Gogh gedurende haar leven. 
 
Ze begint in Bussum een pension – villa Helma - in een welgestelde buurt waar ook mensen als Frederik van Eeden, Herman Gorter, Hendrik Berlage, het echtpaar Roland Holst, Lodewijk van Deyssel en Jan Veth wonen en waar men voor 40 gulden per maand kon logeren. 
Lodewijk van Deyssel, Frederik van Eeden en Herman Gorter hadden vrouwen die ook kunstenaar, dichter en auteur waren en ze waren politiek actief. Met Martha van Eeden werkte Jo samen voor de vrouwenbeweging.
 
Henriëtte Roland-Holst, dichteres, filosofe en politica mag ook niet onvermeld blijven.
Jo maakt veel nieuwe contacten. Ze hing veel kunst van Vincent aan de muur. Theo en Jo hadden veel beleggingen gedaan en dat leverde samen met de inkomsten uit haar pension genoeg geld op om een redelijk goed leven te leiden. Onvermoeibaar ging ze door met het onder de aandacht brengen van het werk van zwager Vincent. 
 
De echtgenoot van vriendin Anna was kunstcriticus. Hem liet ze de werken zien, maar hij vond ze een beetje ‘onaf’.  Jo bestreed dat aan de hand van de talloze brieven die Vincent en Theo elkaar geschreven hadden, waaruit bleek dat zijn keuzes indertijd weloverwogen waren geweest. Jo schreef 1500 brieven naar haar kunstvrienden om Vincent maar onder de aandacht te krijgen. Ze leende ook schilderijen uit. 
Rik Roland Holst hielp haar bij de organisatie van een expositie in 1905 in Amsterdam en die werd goed bezocht. Men schrok wel van het kleurgebruik dat nog ongewoon was voor die tijd. Roland Holst werd met een schilderij bedankt voor zijn hulp.
Later volgden er nog exposities in Berlijn en Londen. Alles stelde ze in het werk om de nalatenschap van Vincent onder de aandacht te krijgen. Ze organiseert tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Ze verkoopt strategisch aan particulieren en invloedrijke kunsthandelaren.  
 
Jo was héél precies in het bijhouden van de administratie. Alle transporten, verkopen en werk dat geëxposeerd werd, werd nauwgezet bijgehouden. Na een korte relatie met schilder Isaac Israëls trouwt Jo nog een 2e keer (1901) en wel met Johan Cohen Gosschalk, behalve jurist ook kunstschilder en kunstcriticus. Het was meer een verstandshuwelijk. Ze laten een nieuw huis bouwen in Bussum, genaamd Villa Eikenhof. In 1903 verhuizen ze naar Amsterdam om Vincent Willem te laten studeren. Helaas wordt ook Johan niet oud; op 39-jarige leeftijd overlijdt hij.
 
Zoon Vincent Willem wordt ingenieur en trouwt met Josina Wibaut. Ze vertrekken naar Amerika en ze krijgen 4 kinderen, waarvan de 2e zoon de opa van filmmaker Theo van Gogh is.
Jo blijft zich inzetten voor de nalatenschap van Vincents werk.
Het echtpaar Kröller-Müller was zéér kapitaalkrachtig en drijven de prijzen behoorlijk op die tot dan voor de werken van Vincent betaald werden. Zij kopen  voor 1,7 miljoen aan kunst. Uiteindelijk verzamelden ze 75 werken van Vincent van Gogh die na hun faillissement door de Nederlandse Staat werden ondergebracht in het Van Goghmuseum samen met de rest van hun collectie.
Ook in Engeland en Amerika verkoopt Jo werk van Vincent. In 1915 verhuist ze voor een 3-tal jaren naar Amerika. 
Omdat ze het belangrijkste werk van Vincent bij elkaar hield en dus niet verkocht, was er genoeg potentie om er een museum aan te wijden: het Van Gogh Museum. Dat wordt op 2 juni 1973 geopend.
 
Jo overlijdt op 2 september 1925 op 63-jarige leeftijd. 
Om de erfbelasting te kunnen betalen (het werk van Ome Vincent is inmiddels zó in waarde gestegen) wordt de erfenis van Jo ondergebracht in een stichting. 
 
Hanneke baseerde zich voor deze lezing op het boek van Hans Luijten en attendeerde ons nog op de gebundelde briefwisseling tussen Theo en Jo.
 
 
Dat Hanneke zelf ook over een groot schildertalent beschikt bleek wel uit het schilderij dat ze zelf van Jo Bonger gemaakt had en dat te zien was tijdens haar lezing.
 
Het was een interessante middag mede vanwege het feit dat Hanneke eens een ander licht op Vincent van Gogh wierp.
Ineke

 
 
 
VERSLAG VAN DE LEZING DOOR HANS DE VAAN  dd. 9 oktober 2024
Onderwerp: het oude rioolstelsel en de erfgenamen ofwel de darmen van Breda.
 
Onze gastspreker Hans de Haan is werkzaam geweest bij de gemeente Breda dienst Openbare Werken als civiel en bouwtechnisch ingenieur en is o.a. oprichter geweest van het Gemeentelijk Rioolbedrijf en zuiveringsinstallatie Nieuw Veer in de Haagse Beemden.
 
Deze lezing gaat over de lozing en verwerking van onze menselijke behoeften. Er zijn talloze spreekwoorden gemaakt over dit onderwerp die Hans ook overvloedig met ons deelde wat tot hilariteit maar ook tot herkenbaarheid leidde in de zaal.
 
Breda is ontstaan als een nederzetting rond 1200 en in deze nederzetting waren talloze beekjes en kreken waaronder er nog een aantal bestaan weliswaar in een andere vorm. Zoals de Molenly, Gampel, Oude Vest, Donck, Rule, Vlaszak, Cruykvaart en nog vele anderen.
In de nederzetting Breda waren er geen toiletten en deden de bewoners hun behoeften op straat in de goten, in hun hof of weiland [ze gingen een roos plukken], of via emmers/houten tonnen [koude kak]die geleegd werden in de singels het zgn. “plonsgemack”.
De singels waren de eerste open riolen en waren/vormden de oorzaak van allerlei besmettelijke ziekten. Ook doordat ratten en ongedierte leefden in deze open riolen, het land opliepen en in aanraking kwamen met mensen.
Ook werden kadavers en slachtafval in de singels gegooid [de plomp in, de kolere/klere krijgen, je eigen straatje schoonvegen].
 
Men ging op een gegeven moment inzien dat de menselijke uitwerpselen ook gebruikt konden worden als mest op het land. Hiertoe werden het zgn. beertonnenstelsel bedacht. 
 
Strontkarren kwamen op gezette tijden de tonnen met poep en pies bij de mensen thuis ophalen, deze karren werden geleegd in mestschuiten, verwerkt en verkocht als mest voor de landbouw.
Het betere milieu, kloosters en mensen aan het hof gingen later over tot de aanschaf van de zgn. kakstoelen. Ook kwamen er voor de rijkelui poepdozen in o.a. hun badkamers [warme kak, ik ga toilet maken, ik ga mijn neus poederen]
 
Toiletpapier bestond in die tijd nog niet en dus veegden mensen hun billen af met papieren uit boeken, kranten, bosjes gras etc. Dit afvegen moest wel gebeuren met de linker hand want met de rechterhand gaven ze een hand.
[ze poepten een drol, onderbroekenlol, de sigaar = een drol leggen].
In een later stadium werden er voor het gewone arme volk de zgn. eenvoudige schijthuizen, privaten en latrines gebouwd die niet echt hygiënisch waren, vreselijk konden stinken en door meerdere gezinnen werden gebruikt [een poepje laten ruiken]
 
In 1596 ontwerpt een Engelsman het 1e toilet met een waterspoeling.
Rond 1850 kwamen de afvoersystemen en werden in de huizen van de rijke mensen gebouwd, m.n. in de badkamers werd bij hen een wc met waterdoorspoeling geplaatst.
Voor de arme mensen kwamen er de ijzeren urinoirs zgn. plaskrullen. Ze stonden o.a. bij de Haven, bij van Baarle van Riel en in het Valkenberg. Deze urinoirs belette nieuwsgierige blikken en potloodventers het zicht op wat er in de krullen gebeurde en daardoor werd ook onzedelijk gedrag voorkomen en stankoverlast.
In de Middeleeuwen heersten allerlei epidemieën m.n. de pest en cholera veroorzaakt door sterk verontreinigd drinkwater waardoor veel mensen stierven. In Breda stierven tussen 1849-1873 ca. 490 inwoners aan deze ziekten = 65% van de bevolking.
 
In 1861 geeft het gemeentebestuur van Breda een commissie de opdracht om een plan op te stellen voor een centraal rioolstelsel. 
In deze commissie zit ook Toon Cuypers stadsarchitect van Breda ofwel genoemd “de vader van het oude vestriool”
Cuypers is ook de architect van o.a. de Vishal aan de Haven, poortgebouw van het Stadserf, HBS aan het Kasteelplein.
In 1863 wordt er begonnen met overwelving van het Oude Vestriool, daarna worden er vele kreken achter de woningen gedempt of overwelfd en verdwijnen de ziekmakende kreken/beken uit het stadsbeeld.
In 1907 wordt de dienst Openbare Werken opgericht: het latere Dienst Stadsbeheer.
 
Tussen 2014-2018 vindt er een renovatie plaats van het Oude Vestriool met 60.000 nieuwe bakstenen. Ook zijn er 50 openingen geplaatst met een putdeksel voor de beluchting. Dit riool is toegankelijk voor publiek en zit bij de voetgangersoversteek Karnemelkstraat – Ginnekenstraat en het is te bereiken via een trap.
1x per jaar wordt er een ondergrondse verkenningstocht door het Oude Vestriool georganiseerd, dit riool is ongeveer 
1 km lang en is ook bevaarbaar door platboten.
 
Ons afvalwater uit toiletten, badkamers, keukens, maar ook regenwater gaat via de riolen naar zuiveringsbedrijf Nieuw Veer in de Haagse Beemden.
In 1954 komen er pompgemalen in de singels om het water te zuiveren, ze staan er nu nog bij Bossche Brug, Piet Heynlaan en Emerweg, na verdere zuivering in Nieuw veer gaat het vervolgens naar het Hollands Diep. 
Doordat er meerdere keren per jaar overvloedige regen valt en de riolen en singels het niet aankunnen komen er bergbezinkingsbassins o.a. langs de Mark, Ulvenhoutselaan, onder de Poolse Kapel en Hertog Janlaan.
 
In de bassins wordt het overvloedige water opgeslagen en later doorgepompt naar Nieuw Veer.
In 1962 werd er gestart met de bouw van het RWZI = Riool Water Zuiverings Installatie en in 1972 in gebruik genomen. Tot die tijd was Breda verantwoordelijk voor het waterbeheer/afvoer.
In 1974 werd Hoogheemraadschap West Brabant opgericht die dit waterbeheer overnam van de gemeente, later werd de naam veranderd in wat het nu is Brabantse Delta.
 
Het was een leerzame en inspirerende middag en goed om te weten is dat alles wat wij door de leidingen in onze huizen wegspoelen wordt gezuiverd en weer terug wordt gegeven aan de natuur [Hollands Diep].
Maar ook leuk om te weten is hoe ons rioolstelsel tot stand is gekomen.
Aardig detail en toepasselijk voor deze lezing is het boek:
'De Poepdokters-gezond van mond naar kont” van Nienke Grottenbos.
Wilma 
 
 
 
 
VERSLAG VAN DE EXCURSIE DD. 25 SEPTEMBER 2024 
naar Dussen en Hilvarenbeek
 
Om 9.00 uur stonden we bij  de bowling te wachten op de bus van Verhoeven, die na ongeveer 7 minuten kwam aanrijden met een vriendelijke dame achter het stuur. Ze had in de file gestaan. Snel de rollators in de bus en door naar de Poelewei. Daar stonden nog eens bijna 40 wachtenden. Het was gelukkig niet erg dat we wat later waren deze keer want we hoefden maar tot Dussen te rijden naar de klompenmakerij. 
Daar kregen we koffie met een plak cake en zaten in een ruimte waar we werden omringd door  klompen. Het was er een drukte van belang want er was nog een groep die ook van koffie werd voorzien.
 
Na enige tijd kwam de Hank-O-Motief voorrijden en kregen we een rondrit door de omgeving. Aanvankelijk reden we vooral door de velden rond het dorp en zagen we heel veel ruimte, gebouwen  en molens in de verte. Soms verstopt achter heggen en boerderijen. Wel kregen we uitleg hoe dit gebied door watersnood in twee delen was gesplitst. De rechterkant bleef gespaard terwijl de linkerkant helemaal  onder water kwam te staan. 
 
De trein werd getrokken door een locomotief die vroeger werd gebruikt om vliegtuigen mee te verslepen en kon de 21 meter lange trein (drie 
volle wagens) gemakkelijk trekken. 
 
Na verloop van tijd kwamen er wat leuke verhalen:
- de huisarts van Dussen wilde alles zelf doen voor zijn patiënten  en stuurde nooit iemand door
  naar het ziekenhuis.
- de kasteelvrouw die een poos alleen op het kasteel woonde, was  's avonds bang om alleen te
  zijn en zij koos daarom 7 sterke  mannen uit  het dorp die elk een nacht bij haar moesten
  blijven.
- Op een boerderij stond de volgende tekst: wie buiten woont krijgt het werk nooit a… 
Al met al was het een leuk ritje en terug  bij de klompenmakerij wachtte ons een lunch waar we van hebben genoten.
 
Na de lunch gingen we met de bus naar Hilvarenbeek waar we  
“museum de dorpsdokter” hebben bezocht.
Ook  hier stond er weer koffie/thee voor ons klaar. Nadat er genoeg stoelen waren neer gezet werd er met een rode vlag gezwaaid. Een teken dat we moesten plaatsnemen en uitleg kregen over het museum. 
Vroeger werd er op een boerderij waar de dokter werd verwacht een rode vlag uitgestoken, omdat het vroeg donker werd en de boerderijen verspreid lagen, kon de dokter daar aan zien waar hij moest zijn.
 
Het museum is onderverdeeld in verschillende afdelingen. Zo heb je naast  de dorpsdokter ook de wijkzuster, de tandarts, de apotheker, de fysiotherapeut en ook nog de vroedvrouw, de drogist en EHBO.  
Buiten is nog een kruidentuin te bezichtigen.
Het verhaal dat we hoorden zat vol bijzondere gebeurtenissen.
Naast de dorpsdokter die achter zijn bureau zat, stond een skelet opgesteld een bekende dorpsbewoner, Piet.  Hij had destijds veel pijn, maar geen geld om de dokter te betalen. Daarom bood hij zijn lichaam aan als tegenprestatie, zodat de dokter na zijn dood, er onderzoek op kon doen. Daar is dokter Bloemen op in gegaan en toen  kon Piet worden behandeld.         
Dit zou in deze tijd niet meer kunnen en -naar mijn mening- getuigt het van weinig respect dat er met dit skelet ook nog van alles is gebeurd, zoals ons is verteld. Het werd gebruikt voor grapjes en misschien met carnaval.
 
Vervolgens kregen we uitleg over de ontwikkelingen in de gezondheidszorg. De Medische wetenschap begon in Griekenland, Hippocrates. Met de eed van Hippocrates verplichten artsen zichzelf zich aan bepaalde beroepsregels te houden. 
En ook werd verteld hoe de medische wetenschap zich hier in Nederland ontwikkelde. Vroeger werd er gewerkt met aderlaten, dat deed de chirurgijn. Hij maakte een snee in een bloedvat en bloed stroomde tot de patiënt zich beter voelde. Je had ook de Piskijker, daarvoor moest men in  een zogenaamd pisglas plassen. Door de geur, kleur en, -ja dat gebeurde-, de smaak wist men de ziekte vast te stellen.
Vroeger mocht er niet in een mens worden gesneden, toen dat later werd toegestaan kon men veel meer onderzoek doen, zeker nadat Anthonie van Leeuwenhoek de  microscoop had uitgevonden. Operaties werden  onverdoofd gedaan totdat de ether werd ontdekt.
Toen kon men patiënten verdoven. 
 
Voordat  de ziektekostenverzekering werd ingevoerd moest altijd contant worden betaald bij de huisdokter. Niet iedereen kon dat betalen, zoals Piet, die daarom zijn lichaam aan bood.
 
Helaas lijkt het in onze tijd weer die kant op te gaan, mensen met minder inkomen kunnen ook nu niet voldoende betalen en gaan daardoor minder snel naar de huisarts, of hulp vragen die nodig is.
 
Tenslotte kregen we nog  uitleg over voorbehoedsmiddelen in het verleden. Van schapendarm werden “condooms” gemaakt, en later kwam de pil.
 
Een anekdote: in de katholieke kerk was het gebruik van de pil streng verboden. Toch werden de pillen verpakt door zusters Augustinessen in Ravenstein, maar ze wisten dat zelf niet.
 
Na de informatie hebben we nog ruim tijd gehad om het hele museum te bekijken en daarvan is druk gebruik gemaakt.
Het was een leuke en informatieve dag.
 
Hélène 
 
 

VERSLAG VAN DE PRESENTATIE DOOR WIM DANIËLS dd.: 11 september jl.

Onze 1e gast na de zomerstop was gelijk een bijzondere, een man bekend van radio en t.v. en van de vele boeken die hij geschreven heeft : WIM DANIËLS. Al vanaf het eerste moment was duidelijk dat hij ons een gezellige middag zou gaan bezorgen.

Voortvarend en met behulp van divers beeldmateriaal nam hij ons mee in de

geschiedenis van het ontstaan van ‘het dorp’ en na de pauze vertelde hij over de geschiedenis van ‘met/op vakantie gaan’.

Hij startte met zich te introduceren; hij werd geboren in 1954 in Aarle-Rixtel als jongste kind uit een gezin van 6 waarvan er 2 jong overleden. Eigenlijk nam hij de plaats in van zijn broertje dat in 1945 geboren was maar na 2 jaar overleed. Ook Wim kreeg dezelfde naam als zijn overleden broertje (Wimke). Vroeger was het niet ongebruikelijk om de naam van een overleden kind nogmaals te geven aan een volgend kind. Het gezin had niet veel te makken. Boeken werden er niet gelezen; hij heeft pas goed de taal geleerd op de middelbare school. Op de vraag ‘wat is een dorp ofwel wanneer wordt een plaats een dorp genoemd’ kregen we het eenvoudige antwoord dat een plaats een dorp wordt genoemd als de inwoners er op die manier over spreken.

Als voorbeeld gaf hij de plaats Oisterwijk dat officieel een stad is maar in de volksmond een dorp wordt genoemd. Stadsrechten zijn in 1851 afgeschaft. Het kleine Bronkhorst heeft stadsrechten maar heeft de grootte van een dorp, dus wordt het als dorp betiteld. Wat is nog meer bepalend voor een dorp? De dorpskerk, de dorpspastoor, de dorpsdokter, de dorpsgek, de dorpsfiguren en de dorpscafés. Maar ook de dorpsschool, de dorpsdrama’s (Volendam) en ook de dorpsboom die altijd een lindeboom is.

Dat er veel veranderd is lijdt geen twijfel. Iedereen die op een dorp woont zal dat beamen. De gemoedelijkheid is verdwenen om samen dingen voor mekaar te krijgen. Hij kwam zelf met het mooie voorbeeld van Drika en Janske, zussen die een heel leven met elkaar optrokken en bij elkaar begraven wilden worden, hoewel Drika ooit getrouwd was. Ze wilde echter vooral niet bij haar man begraven worden want tijdens hun huwelijk was hij ook niet trouw geweest.

Ze hebben Wim laten beloven dat ze bij elkaar begraven zouden worden. Echter, de ene overleed  veel eerder dan de ander en het graf bleek niet diep genoeg te liggen om de laatst overledene erbij te leggen.

Wim heeft toen – na toestemming van toenmalig Commissaris van de Koningin Frank Houben – het graf met behulp van een broer en een buurjongen eigenhandig dieper ingegraven zodat ze (Drika en Janske) alsnog samen begraven zijn.

Hij toonde een foto van een dorpscafé uit zijn geboorteplaats Aarle Rixtel dat niet alleen koffie en bier verkocht maar ook paling en stofjassen etc. Nu ondenkbaar!

De kleine kruideniers zijn verdwenen. De 15 kruideniers die er ooit waren in Aarle-Rixtel zijn vervangen door 2 supermarkten.

Ook de boeren behoorden bij het dorpsleven. In Aarle-Rixtel mocht er één blijven midden in het dorp omdat het een zorgboerderij was geworden en dus niet stonk.

Dan de soorten dorpen. Er zijn lintdorpen, die als een lint gebouwd zijn. Het waterwegdorp (Giethoorn), het kerkringdorp, grensdorp (Baarle Nassau/-Hertog), gevangenisdorp (Veenhuizen).

Soms is de naam vervormd en is het niet meer ‘dorp’ maar ‘drop’ geworden zoals Geldrop en Vlodrop. En tenslotte kregen we de vraag of we wisten hoe het geld voor ‘Open Het Dorp’ in Arnhem bij elkaar was verzameld. Het was in 1962 spectaculaire t.v. en nooit eerder vertoond.

Het bijzondere antwoord was dat het geld vergaard was in luciferdoosjes die bij de kruidenier afgegeven werden! Kom daar nu nog maar eens om!

Na de pauze kwam de geschiedenis van op/met vakantie gaan aan bod.

Al in de 17e eeuw werden kinderen uit welgestelde gezinnen op ‘Grande Tour’ gestuurd. Denk aan P.C. Hooft (de drost van Muiden) en aan de gebr. De Witt. Het was de eerste vorm van toerisme en daar is het woord toerisme ook aan ontleend. Daarna kwamen er personen als Thomas Cook (1808-1892)  die groepsreizen per trein organiseerde.

In 1873 schreef Jules Verne het verzonnen verhaal ‘reis om de wereld’,  maar mensen gingen er wel door reizen.

De ANWB was aanvankelijk alleen voor fietsers bedoeld. Met kamperen hadden ze niks op, want er werd niks verteerd. Pas later begon de ANWB met cursussen om het kamperen uit te leggen.

Aanvankelijk werkten mensen alleen maar. Het was normaal om per jaar maar 3 vrije dagen te hebben. Ene Simon de la Bella heeft ervoor gezorgd dat er vakantie geregeld moest worden van een week. Daar werd zeer sceptisch tegenaan gekeken, want vrije tijd en toch betaald worden? Onbestaanbaar. Maar toch lukte het.

Rond 1970 kwam het vakantie vieren onder burgers op gang.  Na de wederopbouw en de toenemende welvaart konden er auto’s en brommers worden aangeschaft en ging men steeds verder van huis. Aanvankelijk naar Duitsland en Frankrijk, later naar Spanje. In 1927 hadden 6 op de 1.000 een auto, in 2019 1 op de 2.

Met de bus op vakantie gaan kon ook (bussenvolk) of met de autotrein: auto op de trein en zelf slapen in een couchette. Later ging men op cruise en namen de vliegvakanties een enorme vlucht.

De tijd van liften of slapen in een jeugdherberg zijn echt wel voorbij. Woningruil daarentegen wordt nog wel eens gedaan.

Al met al is het een onderhoudende en ook wel leerzame middag geworden.

Wim Daniëls is een meesterspreker!

Ineke Badura

 

 


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 

KONINKLIJK NVVH-VROUWENNETWERK
Postbus 11 | 3410 CA Lopik | tel. 06-51982065 | Kantoor: centraalbureau@nvvh.nl | Internetsupport: support@nvvh.nl | © NVVH 2025