VERSLAG VAN DE LEZING DOOR HANS DE VAAN dd. 9 oktober 2024
Onderwerp: het oude rioolstelsel en de erfgenamen ofwel de darmen van Breda.
Onze gastspreker Hans de Haan is werkzaam geweest bij de gemeente Breda dienst Openbare Werken als civiel en bouwtechnisch ingenieur en is o.a. oprichter geweest van het Gemeentelijk Rioolbedrijf en zuiveringsinstallatie Nieuw Veer in de Haagse Beemden.
Deze lezing gaat over de lozing en verwerking van onze menselijke behoeften. Er zijn talloze spreekwoorden gemaakt over dit onderwerp die Hans ook overvloedig met ons deelde wat tot hilariteit maar ook tot herkenbaarheid leidde in de zaal.
Breda is ontstaan als een nederzetting rond 1200 en in deze nederzetting waren talloze beekjes en kreken waaronder er nog een aantal bestaan weliswaar in een andere vorm. Zoals de Molenly, Gampel, Oude Vest, Donck, Rule, Vlaszak, Cruykvaart en nog vele anderen.
In de nederzetting Breda waren er geen toiletten en deden de bewoners hun behoeften op straat in de goten, in hun hof of weiland [ze gingen een roos plukken], of via emmers/houten tonnen [koude kak]die geleegd werden in de singels het zgn. “plonsgemack”.
De singels waren de eerste open riolen en waren/vormden de oorzaak van allerlei besmettelijke ziekten. Ook doordat ratten en ongedierte leefden in deze open riolen, het land opliepen en in aanraking kwamen met mensen.
Ook werden kadavers en slachtafval in de singels gegooid [de plomp in, de kolere/klere krijgen, je eigen straatje schoonvegen].
Men ging op een gegeven moment inzien dat de menselijke uitwerpselen ook gebruikt konden worden als mest op het land. Hiertoe werden het zgn. beertonnenstelsel bedacht.
Strontkarren kwamen op gezette tijden de tonnen met poep en pies bij de mensen thuis ophalen, deze karren werden geleegd in mestschuiten, verwerkt en verkocht als mest voor de landbouw.
Het betere milieu, kloosters en mensen aan het hof gingen later over tot de aanschaf van de zgn. kakstoelen. Ook kwamen er voor de rijkelui poepdozen in o.a. hun badkamers [warme kak, ik ga toilet maken, ik ga mijn neus poederen]
Toiletpapier bestond in die tijd nog niet en dus veegden mensen hun billen af met papieren uit boeken, kranten, bosjes gras etc. Dit afvegen moest wel gebeuren met de linker hand want met de rechterhand gaven ze een hand.
[ze poepten een drol, onderbroekenlol, de sigaar = een drol leggen].
In een later stadium werden er voor het gewone arme volk de zgn. eenvoudige schijthuizen, privaten en latrines gebouwd die niet echt hygiënisch waren, vreselijk konden stinken en door meerdere gezinnen werden gebruikt [een poepje laten ruiken]
In 1596 ontwerpt een Engelsman het 1e toilet met een waterspoeling.
Rond 1850 kwamen de afvoersystemen en werden in de huizen van de rijke mensen gebouwd, m.n. in de badkamers werd bij hen een wc met waterdoorspoeling geplaatst.
Voor de arme mensen kwamen er de ijzeren urinoirs zgn. plaskrullen. Ze stonden o.a. bij de Haven, bij van Baarle van Riel en in het Valkenberg. Deze urinoirs belette nieuwsgierige blikken en potloodventers het zicht op wat er in de krullen gebeurde en daardoor werd ook onzedelijk gedrag voorkomen en stankoverlast.
In de Middeleeuwen heersten allerlei epidemieën m.n. de pest en cholera veroorzaakt door sterk verontreinigd drinkwater waardoor veel mensen stierven. In Breda stierven tussen 1849-1873 ca. 490 inwoners aan deze ziekten = 65% van de bevolking.
In 1861 geeft het gemeentebestuur van Breda een commissie de opdracht om een plan op te stellen voor een centraal rioolstelsel.
In deze commissie zit ook Toon Cuypers stadsarchitect van Breda ofwel genoemd “de vader van het oude vestriool”
Cuypers is ook de architect van o.a. de Vishal aan de Haven, poortgebouw van het Stadserf, HBS aan het Kasteelplein.
In 1863 wordt er begonnen met overwelving van het Oude Vestriool, daarna worden er vele kreken achter de woningen gedempt of overwelfd en verdwijnen de ziekmakende kreken/beken uit het stadsbeeld.
In 1907 wordt de dienst Openbare Werken opgericht: het latere Dienst Stadsbeheer.
Tussen 2014-2018 vindt er een renovatie plaats van het Oude Vestriool met 60.000 nieuwe bakstenen. Ook zijn er 50 openingen geplaatst met een putdeksel voor de beluchting. Dit riool is toegankelijk voor publiek en zit bij de voetgangersoversteek Karnemelkstraat – Ginnekenstraat en het is te bereiken via een trap.
1x per jaar wordt er een ondergrondse verkenningstocht door het Oude Vestriool georganiseerd, dit riool is ongeveer
1 km lang en is ook bevaarbaar door platboten.
Ons afvalwater uit toiletten, badkamers, keukens, maar ook regenwater gaat via de riolen naar zuiveringsbedrijf Nieuw Veer in de Haagse Beemden.
In 1954 komen er pompgemalen in de singels om het water te zuiveren, ze staan er nu nog bij Bossche Brug, Piet Heynlaan en Emerweg, na verdere zuivering in Nieuw veer gaat het vervolgens naar het Hollands Diep.
Doordat er meerdere keren per jaar overvloedige regen valt en de riolen en singels het niet aankunnen komen er bergbezinkingsbassins o.a. langs de Mark, Ulvenhoutselaan, onder de Poolse Kapel en Hertog Janlaan.
In de bassins wordt het overvloedige water opgeslagen en later doorgepompt naar Nieuw Veer.
In 1962 werd er gestart met de bouw van het RWZI = Riool Water Zuiverings Installatie en in 1972 in gebruik genomen. Tot die tijd was Breda verantwoordelijk voor het waterbeheer/afvoer.
In 1974 werd Hoogheemraadschap West Brabant opgericht die dit waterbeheer overnam van de gemeente, later werd de naam veranderd in wat het nu is Brabantse Delta.
Het was een leerzame en inspirerende middag en goed om te weten is dat alles wat wij door de leidingen in onze huizen wegspoelen wordt gezuiverd en weer terug wordt gegeven aan de natuur [Hollands Diep].
Maar ook leuk om te weten is hoe ons rioolstelsel tot stand is gekomen.
Aardig detail en toepasselijk voor deze lezing is het boek:
'De Poepdokters-gezond van mond naar kont” van Nienke Grottenbos.
Wilma
VERSLAG VAN DE EXCURSIE DD. 25 SEPTEMBER 2024
naar Dussen en Hilvarenbeek
Om 9.00 uur stonden we bij de bowling te wachten op de bus van Verhoeven, die na ongeveer 7 minuten kwam aanrijden met een vriendelijke dame achter het stuur. Ze had in de file gestaan. Snel de rollators in de bus en door naar de Poelewei. Daar stonden nog eens bijna 40 wachtenden. Het was gelukkig niet erg dat we wat later waren deze keer want we hoefden maar tot Dussen te rijden naar de klompenmakerij.
Daar kregen we koffie met een plak cake en zaten in een ruimte waar we werden omringd door klompen. Het was er een drukte van belang want er was nog een groep die ook van koffie werd voorzien.
Na enige tijd kwam de Hank-O-Motief voorrijden en kregen we een rondrit door de omgeving. Aanvankelijk reden we vooral door de velden rond het dorp en zagen we heel veel ruimte, gebouwen en molens in de verte. Soms verstopt achter heggen en boerderijen. Wel kregen we uitleg hoe dit gebied door watersnood in twee delen was gesplitst. De rechterkant bleef gespaard terwijl de linkerkant helemaal onder water kwam te staan.
De trein werd getrokken door een locomotief die vroeger werd gebruikt om vliegtuigen mee te verslepen en kon de 21 meter lange trein (drie
volle wagens) gemakkelijk trekken.
Na verloop van tijd kwamen er wat leuke verhalen:
- de huisarts van Dussen wilde alles zelf doen voor zijn patiënten en stuurde nooit iemand door
naar het ziekenhuis.
- de kasteelvrouw die een poos alleen op het kasteel woonde, was 's avonds bang om alleen te
zijn en zij koos daarom 7 sterke mannen uit het dorp die elk een nacht bij haar moesten
blijven.
- Op een boerderij stond de volgende tekst: wie buiten woont krijgt het werk nooit a…
Al met al was het een leuk ritje en terug bij de klompenmakerij wachtte ons een lunch waar we van hebben genoten.
Na de lunch gingen we met de bus naar Hilvarenbeek waar we
“museum de dorpsdokter” hebben bezocht.
Ook hier stond er weer koffie/thee voor ons klaar. Nadat er genoeg stoelen waren neer gezet werd er met een rode vlag gezwaaid. Een teken dat we moesten plaatsnemen en uitleg kregen over het museum.
Vroeger werd er op een boerderij waar de dokter werd verwacht een rode vlag uitgestoken, omdat het vroeg donker werd en de boerderijen verspreid lagen, kon de dokter daar aan zien waar hij moest zijn.
Het museum is onderverdeeld in verschillende afdelingen. Zo heb je naast de dorpsdokter ook de wijkzuster, de tandarts, de apotheker, de fysiotherapeut en ook nog de vroedvrouw, de drogist en EHBO.
Buiten is nog een kruidentuin te bezichtigen.
Het verhaal dat we hoorden zat vol bijzondere gebeurtenissen.
Naast de dorpsdokter die achter zijn bureau zat, stond een skelet opgesteld een bekende dorpsbewoner, Piet. Hij had destijds veel pijn, maar geen geld om de dokter te betalen. Daarom bood hij zijn lichaam aan als tegenprestatie, zodat de dokter na zijn dood, er onderzoek op kon doen. Daar is dokter Bloemen op in gegaan en toen kon Piet worden behandeld.
Dit zou in deze tijd niet meer kunnen en -naar mijn mening- getuigt het van weinig respect dat er met dit skelet ook nog van alles is gebeurd, zoals ons is verteld. Het werd gebruikt voor grapjes en misschien met carnaval.
Vervolgens kregen we uitleg over de ontwikkelingen in de gezondheidszorg. De Medische wetenschap begon in Griekenland, Hippocrates. Met de eed van Hippocrates verplichten artsen zichzelf zich aan bepaalde beroepsregels te houden.
En ook werd verteld hoe de medische wetenschap zich hier in Nederland ontwikkelde. Vroeger werd er gewerkt met aderlaten, dat deed de chirurgijn. Hij maakte een snee in een bloedvat en bloed stroomde tot de patiënt zich beter voelde. Je had ook de Piskijker, daarvoor moest men in een zogenaamd pisglas plassen. Door de geur, kleur en, -ja dat gebeurde-, de smaak wist men de ziekte vast te stellen.
Vroeger mocht er niet in een mens worden gesneden, toen dat later werd toegestaan kon men veel meer onderzoek doen, zeker nadat Anthonie van Leeuwenhoek de microscoop had uitgevonden. Operaties werden onverdoofd gedaan totdat de ether werd ontdekt.
Toen kon men patiënten verdoven.
Voordat de ziektekostenverzekering werd ingevoerd moest altijd contant worden betaald bij de huisdokter. Niet iedereen kon dat betalen, zoals Piet, die daarom zijn lichaam aan bood.
Helaas lijkt het in onze tijd weer die kant op te gaan, mensen met minder inkomen kunnen ook nu niet voldoende betalen en gaan daardoor minder snel naar de huisarts, of hulp vragen die nodig is.
Tenslotte kregen we nog uitleg over voorbehoedsmiddelen in het verleden. Van schapendarm werden “condooms” gemaakt, en later kwam de pil.
Een anekdote: in de katholieke kerk was het gebruik van de pil streng verboden. Toch werden de pillen verpakt door zusters Augustinessen in Ravenstein, maar ze wisten dat zelf niet.
Na de informatie hebben we nog ruim tijd gehad om het hele museum te bekijken en daarvan is druk gebruik gemaakt.
Het was een leuke en informatieve dag.
Hélène
VERSLAG VAN DE PRESENTATIE DOOR WIM DANIËLS dd.: 11 september jl.
Onze 1e gast na de zomerstop was gelijk een bijzondere, een man bekend van radio en t.v. en van de vele boeken die hij geschreven heeft : WIM DANIËLS. Al vanaf het eerste moment was duidelijk dat hij ons een gezellige middag zou gaan bezorgen.
Voortvarend en met behulp van divers beeldmateriaal nam hij ons mee in de
geschiedenis van het ontstaan van ‘het dorp’ en na de pauze vertelde hij over de geschiedenis van ‘met/op vakantie gaan’.
Hij startte met zich te introduceren; hij werd geboren in 1954 in Aarle-Rixtel als jongste kind uit een gezin van 6 waarvan er 2 jong overleden. Eigenlijk nam hij de plaats in van zijn broertje dat in 1945 geboren was maar na 2 jaar overleed. Ook Wim kreeg dezelfde naam als zijn overleden broertje (Wimke). Vroeger was het niet ongebruikelijk om de naam van een overleden kind nogmaals te geven aan een volgend kind. Het gezin had niet veel te makken. Boeken werden er niet gelezen; hij heeft pas goed de taal geleerd op de middelbare school. Op de vraag ‘wat is een dorp ofwel wanneer wordt een plaats een dorp genoemd’ kregen we het eenvoudige antwoord dat een plaats een dorp wordt genoemd als de inwoners er op die manier over spreken.
Als voorbeeld gaf hij de plaats Oisterwijk dat officieel een stad is maar in de volksmond een dorp wordt genoemd. Stadsrechten zijn in 1851 afgeschaft. Het kleine Bronkhorst heeft stadsrechten maar heeft de grootte van een dorp, dus wordt het als dorp betiteld. Wat is nog meer bepalend voor een dorp? De dorpskerk, de dorpspastoor, de dorpsdokter, de dorpsgek, de dorpsfiguren en de dorpscafés. Maar ook de dorpsschool, de dorpsdrama’s (Volendam) en ook de dorpsboom die altijd een lindeboom is.
Dat er veel veranderd is lijdt geen twijfel. Iedereen die op een dorp woont zal dat beamen. De gemoedelijkheid is verdwenen om samen dingen voor mekaar te krijgen. Hij kwam zelf met het mooie voorbeeld van Drika en Janske, zussen die een heel leven met elkaar optrokken en bij elkaar begraven wilden worden, hoewel Drika ooit getrouwd was. Ze wilde echter vooral niet bij haar man begraven worden want tijdens hun huwelijk was hij ook niet trouw geweest.
Ze hebben Wim laten beloven dat ze bij elkaar begraven zouden worden. Echter, de ene overleed veel eerder dan de ander en het graf bleek niet diep genoeg te liggen om de laatst overledene erbij te leggen.
Wim heeft toen – na toestemming van toenmalig Commissaris van de Koningin Frank Houben – het graf met behulp van een broer en een buurjongen eigenhandig dieper ingegraven zodat ze (Drika en Janske) alsnog samen begraven zijn.
Hij toonde een foto van een dorpscafé uit zijn geboorteplaats Aarle Rixtel dat niet alleen koffie en bier verkocht maar ook paling en stofjassen etc. Nu ondenkbaar!
De kleine kruideniers zijn verdwenen. De 15 kruideniers die er ooit waren in Aarle-Rixtel zijn vervangen door 2 supermarkten.
Ook de boeren behoorden bij het dorpsleven. In Aarle-Rixtel mocht er één blijven midden in het dorp omdat het een zorgboerderij was geworden en dus niet stonk.
Dan de soorten dorpen. Er zijn lintdorpen, die als een lint gebouwd zijn. Het waterwegdorp (Giethoorn), het kerkringdorp, grensdorp (Baarle Nassau/-Hertog), gevangenisdorp (Veenhuizen).
Soms is de naam vervormd en is het niet meer ‘dorp’ maar ‘drop’ geworden zoals Geldrop en Vlodrop. En tenslotte kregen we de vraag of we wisten hoe het geld voor ‘Open Het Dorp’ in Arnhem bij elkaar was verzameld. Het was in 1962 spectaculaire t.v. en nooit eerder vertoond.
Het bijzondere antwoord was dat het geld vergaard was in luciferdoosjes die bij de kruidenier afgegeven werden! Kom daar nu nog maar eens om!
Na de pauze kwam de geschiedenis van op/met vakantie gaan aan bod.
Al in de 17e eeuw werden kinderen uit welgestelde gezinnen op ‘Grande Tour’ gestuurd. Denk aan P.C. Hooft (de drost van Muiden) en aan de gebr. De Witt. Het was de eerste vorm van toerisme en daar is het woord toerisme ook aan ontleend. Daarna kwamen er personen als Thomas Cook (1808-1892) die groepsreizen per trein organiseerde.
In 1873 schreef Jules Verne het verzonnen verhaal ‘reis om de wereld’, maar mensen gingen er wel door reizen.
De ANWB was aanvankelijk alleen voor fietsers bedoeld. Met kamperen hadden ze niks op, want er werd niks verteerd. Pas later begon de ANWB met cursussen om het kamperen uit te leggen.
Aanvankelijk werkten mensen alleen maar. Het was normaal om per jaar maar 3 vrije dagen te hebben. Ene Simon de la Bella heeft ervoor gezorgd dat er vakantie geregeld moest worden van een week. Daar werd zeer sceptisch tegenaan gekeken, want vrije tijd en toch betaald worden? Onbestaanbaar. Maar toch lukte het.
Rond 1970 kwam het vakantie vieren onder burgers op gang. Na de wederopbouw en de toenemende welvaart konden er auto’s en brommers worden aangeschaft en ging men steeds verder van huis. Aanvankelijk naar Duitsland en Frankrijk, later naar Spanje. In 1927 hadden 6 op de 1.000 een auto, in 2019 1 op de 2.
Met de bus op vakantie gaan kon ook (bussenvolk) of met de autotrein: auto op de trein en zelf slapen in een couchette. Later ging men op cruise en namen de vliegvakanties een enorme vlucht.
De tijd van liften of slapen in een jeugdherberg zijn echt wel voorbij. Woningruil daarentegen wordt nog wel eens gedaan.
Al met al is het een onderhoudende en ook wel leerzame middag geworden.
Wim Daniëls is een meesterspreker!
Ineke Badura